Honden

Lees meer over de verzorging van uw hond

Een hondenleven

Honden hebben veel aandacht en verzorging nodig. Vanaf de opvoeding en socialisering als pup, tot het dagelijks uitlaten en jaarlijks laten vaccineren. Met name als nieuw baasje kan het handig zijn informatie over deze onderwerpen te lezen om zo goede zorg aan uw hond te kunnen bieden. 

Een nieuwe pup

Chippen
Het is tegenwoordig verplicht om een pup voor 7 weken leeftijd te chippen en te registreren met een Europees paspoort. Het komt regelmatig voor dat een pup wel gechipt is als hij of zij naar een nieuwe eigenaar gaat, maar dat de registratie niet wordt aangepast naar het nieuwe adres en telefoonnummer. Via websites zoals www.chipnummer.nl kan de registratie gecontroleerd worden. Als de pup niet goed geregistreerd is kan deze via de kliniek alsnog geregistreerd worden met uw gegevens.

Vaccinatie
Pups zijn erg vatbaar voor ziekten. Het is daarom belangrijk de puppy volgens het vaccinatieschema te laten inenten. Het standaard schema hiervoor is vaccinatie op 6, 9 en 12 weken. Na deze puppyvaccinaties wordt de basisvaccinatie afgerond op leeftijd van een jaar. Bij de volwassen hond volstaat hierna een jaarlijkse vaccinatie om de afweer op peil te houden. Als uw hond meegaat naar het buitenland is het verplicht hem of haar te vaccineren tegen hondsdolheid (rabiës). Dit kan vanaf 12 weken en duurt drie weken tot de enting volledig werkzaam is. Wilt u weten of een vaccinatie nodig is? Dan kunt u ook uw pup laten titeren. Hierbij kijken we naar de antilichamen in het bloed die aanwezig zijn voor bepaalde virale ziektes.

Parasieten
De moederhond kan haar pups in de baarmoeder of via de melk besmetten met wormen. Het is daarom belangrijk dat de moeder en de pups regelmatig ontwormd worden. Spoelwormen kunnen namelijk ook mensen besmetten. Het algemene behandeladvies is om ontworming op de tweede, vierde, zesde en achtste week toe te dienen. Daarna maandelijks tot een leeftijd van 6 maanden. Vanaf die periode is het advies vier keer per jaar te ontwormen.

Vlooien kunnen meekomen vanuit het nest vanaf zes weken mogen pups behandeld worden tegen vlooien. Dit gebeurt meestal met een pipet of tablet, die vier weken werkzaam zijn. Een vlooienband is ook een optie. Over het algemeen werken die langer.

Een andere soort parasiet die regelmatig voorkomt is de teek. Dit is een spinachtige parasiet die in de vacht van de pup terecht kan komen. Teken kunnen vervelende ziekten overbrengen. Ook voor deze parasieten zijn er beschermingsmiddelen beschikbaar.

Voeding pup
Een pup in de groei heeft een grotere energiebehoefte dan een volwassen hond. Daarnaast hebben ze een uitgebalanceerde verhouding van onder andere eiwitten en calcium nodig. Deze verhouding is belangrijk voor een goede skeletopbouw. Het advies is daarom de pup tot een leeftijd van één jaar puppyvoeding te geven. Voor reuzenrassen is dit een leeftijd van anderhalf jaar. De voerwisselingen dienen geleidelijk plaats te vinden.

Socialisering en verzorging
Het is voor pups belangrijk vroeg te beginnen met het aanwennen aan bepaalde verzorgingsroutines. Hierbij kunt u denken aan borstelen, nagels knippen en tanden poetsen. Als u dit vroeg aanleert, werkt de hond beter mee en voorkomt u een hoop frustratie als de hond ouder is. Bij socialisering hoort ook puppycursus. Dit is niet alleen belangrijk voor de opvoeding van uw pup, maar ook voor het bouwen van een band tussen u en uw hond.

Junior check
In het eerste levensjaar maakt uw pup lichamelijk en geestelijk een enorme ontwikkeling door. Dit eerste jaar heeft een grote invloed op de gezondheid en het gedrag van uw hond in zijn of haar verdere leven. Tijdens de junior check wordt alles wat van belang is voor een opgroeiende hond besproken en onderzocht. Naast een algemeen lichamelijk onderzoek is er extra aandacht voor de volgende zaken:

  • Groei 
  • Gebit
  • Gedrag
  • Preventie van ziekten
  • Sterilisatie of castratie

Volwassen hond

Jaarlijkse vaccinaties

Binnen onze kliniek zetten we ons in voor gezonde dieren. Door middel van vaccinatie kunnen honden beschermd worden tegen verschillende gevaarlijke ziekten. Wij vaccineren “op maat”. Dit betekent dat we uw hond wel jaarlijks vaccineren om de weerstand op peil te houden, maar niet elk jaar een hele cocktail van vaccins geven. Daarbij is het mogelijk uw hond te laten titeren op een aantal virale ziektes.

Ziekten basisvaccinatie
Hondenziekte (ziekte van Carré)
Dit is een zeer besmettelijke virusziekte die ontstekingen aan de voorste luchtwegen, darmproblemen en hersenvliesontsteking kan veroorzaken. In veel gevallen verloopt de ziekte fataal. De honden die overleven houden vaak blijvend hersenletsel over.

Parvo
Dit is een besmettelijke virusziekte die een ernstige darmontsteking veroorzaakt. De hond wordt hierdoor erg ziek, braakt en heeft bloederige diarree. Bij jonge pups is de ziekte vaak dodelijk. Deze infectie komt helaas nog regelmatig voor.

Leptospirose (o.a. ziekte van Weil)
Deze ziekte wordt veroorzaakt door bacteriesoorten die over de hele wereld voorkomen, zogenaamde leptospiren. Honden die zwemmen of op een andere wijze in contact komen met urine van ratten of besmette honden (bijvoorbeeld door te snuffelen), lopen een risico om leptospirose te krijgen. De bacterie richt grote schade aan in lever en nieren en dit zorgt voor hoge koorts, donkergele urine en gele slijmvliezen. Omdat leptospirose ook besmettelijk is voor mensen, is een goede bescherming hiertegen noodzakelijk. In Nederland kunnen we uw hond tegen vier soorten leptospiren beschermen.

Hepatitis
Hepatitis is een ziekte veroorzaakt door een virus en wordt verspreid via de urine van besmette honden. Het virus veroorzaakt een leverontsteking. De symptomen hiervan zijn sloomheid, braken, veel drinken en plassen en geelzucht.

 

Overige vaccinaties
Besmettelijke hondenhoest (kennelhoest)
Dit is een zeer besmettelijke luchtweginfectie veroorzaakt door bepaalde virussen. Honden worden hiermee besmet via andere honden of door contact met speeksel (bijvoorbeeld via een stok of bal) van een besmette hond. De vaccinatie is verplicht voor honden die naar een pension of show gaan. Omdat het om een zeer besmettelijke ziekte gaat en honden er veel last van kunnen hebben raden wij aan elke hond te vaccineren die regelmatig bij andere honden komt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een uitlaatservice, (puppy)cursus of een hondenveldje.

Hondsdolheid (rabiës)
Honden die meegaan naar een land binnen de EU, moeten verplicht tegen rabiës gevaccineerd worden. Dit moet minstens drie weken voor vertrek plaatsvinden en de vaccinatie moet door de dierenarts genoteerd worden in een Europees dierenpaspoort. Ook is het verplicht dat de hond die mee gaat gechipt moet zijn. Voor landen buiten de EU gelden andere regels. Informeer hier ruim voor vertrek naar.

Op maat vaccineren
Tot enkele jaren geleden was het gebruikelijk om jaarlijks tegen al deze ziektes te vaccineren. Wetenschappelijk onderzoek heeft echter geleid tot een verbeterd vaccinatieschema ‘op maat’. Zo geven de vaccins tegen Hondenziekte, Parvo en Hepatitis niet één, maar gedurende meerdere jaren bescherming. Vaccins tegen deze ziekten hoeven daarom nog maar één keer per drie jaar gegeven te worden. De afweer tegen leptospirose loopt wél na een jaar terug. Deze vaccinatie moet daarom jaarlijks herhaald worden.

Titeren
Ook bestaat de mogelijkheid om via een bloedtest te bepalen of er nog voldoende antistoffen tegen deze ziekten aanwezig zijn. Dit noemen we titeren. 

 

Antiparasitaire middelen

Tot de antiparasitaire middelen horen onder andere ontvlooiings- of ontwormingsmiddelen. Het advies voor ontworming is van één keer per half jaar tot één keer per maand ontwormen, afhankelijk van hoeveel de hond in aanraking komt met aarde en andere honden. Ontvlooiing moet het hele jaar door gegeven worden en gebeurt vaak maandelijks. Dit geldt ook voor anti-tekenmiddelen. Parasieten kunnen ernstige ziekten doorgeven. Hier moet ook rekening mee worden gehouden als de hond meegaat op vakantie naar landen met een warmer klimaat. 

 

Vruchtbaarheid van de teef

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom het verstandig is de loopsheid van een teef te voorkomen. De meest gehoorde reden is het voorkomen van een nestje. Daarnaast kunnen er medische redenen zijn om de loopsheid te voorkomen. Er zijn verschillende manieren om de loopsheid bij een teef tegen te gaan. We zetten deze manieren voor u op een rij.

Redenen om de loopsheid te voorkomen
Een teef wordt gemiddeld twee keer per jaar loops. Tijdens deze vruchtbare periode zal een loopse teef proberen drachtig te worden. Daarnaast is loopsheid soms onhandig of onhygiënisch in huis omdat een teef in die periode bloed verliest. Bovendien kan een teef een aantal weken na de loopsheid schijndrachtig worden. Dit geeft vaak hinderlijk gedrag en sommige teven willen zelfs niet meer eten.

De loopsheid kan daarnaast ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van de teef. De cyclus is zodanig dat na de loopsheid het hormoon progesteron gedurende ca. negen weken verhoogd blijft, ook als de teef niet drachtig is. Dit hormoon kan op lange termijn aanleiding geven tot het ontwikkelen van tumoren in de melkklieren, baarmoederontsteking en suikerziekte. Als we op jonge leeftijd de loopsheid op de juiste manier voorkomen dan worden de risico’s op deze ziekten sterk verkleind.

Sterilisatie
De operatieve ingreep om de loopsheid te voorkomen bij de teef is sterilisatie. Eigenlijk is dit niet de juiste term. Tijdens de operatie worden de eierstokken verwijderd (dus niet enkel afgebonden), wat het geen sterilisatie maar een castratie maakt. Omdat de meeste mensen de operatie bij een teef toch sterilisatie noemen, hanteren wij ook deze term.

Voor de sterilisatie zal de teef een dag(deel) worden opgenomen. Ze gaat onder narcose en via een snede in het midden van de buik worden de eierstokken verwijderd. Het is ook mogelijk om via een kijkoperatie de eierstokken de verwijderen, vooral voor grotere honden is dit de beste methode. De meeste teven herstellen binnen een aantal dagen van deze operatie, wel zal een teef na de operatie een week rustig aan moeten doen zodat de wond goed kan genezen. Doordat de hormoonproducerende eierstokken worden weggenomen is de teef is direct na de operatie niet meer vruchtbaar. De sterilisatie voorkomt de loopsheid voor de rest van het leven. Nadelen van sterilisatie zijn dat de vacht kan veranderen en dat gesteriliseerde teefjes vaker last kunnen krijgen van urine-incontinentie op latere leeftijd. De kans hierop verschilt per ras.

Alternatieven voor sterilisatie: hormonen toedienen
De loopsheid kan bij een teef ook door middel van een injectie voorkomen worden. Er zijn twee soorten antiloopsheidsinjecties: een lang werkende injectie (5-6 maanden) en een kort werkende. De lang werkende injectie heeft als nadeel dat het tot dezelfde gezondheidsproblemen kan leiden als de loopsheid; namelijk tumoren in de melkklieren, baarmoederontsteking en suikerziekte. De kort werkende injectie is wat de gezondheidsproblemen betreft wel veilig, we zien daarbij zelden deze ziekten optreden. Het nadeel is wel dat deze injectie vaker gegeven moeten worden en dat soms pijn en verkleuring van de vacht op de injectieplaats optreedt. Deze methode kan wel geschikt zijn als de loopsheid kortdurend uitgesteld moet worden, bijvoorbeeld bij pensionbezoek als u uw hond in de toekomst nog wilt laten dekken.

Verder zijn er hormoonimplantaten beschikbaar die de loopsheid kunnen onderdrukken. Dit implantaat wordt via een naald onder de huid toegediend. Het is belangrijk om te weten dat deze implantaten oorspronkelijk bedoeld zijn voor reuen en dat deze niet officieel geregistreerd zijn om de loopsheid bij teven te voorkomen. Het nadeel is daarbij dat de duur van de werking niet goed voorspelbaar is en dat de teef in het begin juist heftiger loops kan worden.

Wat is de beste methode?
Over het algemeen geldt sterilisatie als de beste methode om een teef onvruchtbaar te maken en bepaalde ziekten te voorkomen. Er kunnen echter uitzonderingen zijn op basis van factoren zoals leeftijd, gezondheidstoestand, fokkerij en thuissituatie. We adviseren u daarom om met onze dierenartsen te bespreken wat ‘het beste’ is voor uw teef.

 

Vruchtbaarheid van de reu

Ook bij uw reu heeft u als eigenaar de keuze om hem te laten castreren. Het laten castreren van de reu kan verschillende voordelen bieden als u niet met hem gaat fokken. Zo kunnen gedragsproblemen, zoals dominantie, worden voorkomen en zal de reu rustig blijven in de buurt van een loops teefje. Dit kan bijvoorbeeld in een pension van pas komen. Ook kunnen prostaatproblemen op latere leeftijd voorkomen worden. Ook kan het zijn dat de reu een minder sterke geur afgeeft. 

Net als bij de teef bestaan er tijdelijke hormoonimplantaten. Deze zorgen voor een tijdelijke onvruchtbaarheid. Als u niet zeker bent over de castratie kunt u de implantaat proberen om te zien of het een verschil maakt in gedrag. Ook kan het van pas komen als uw reu tijdelijk onvruchtbaar moet zijn, bijvoorbeeld in de aanwezigheid van een loops teefje of in het pension. Vraag uw dierenarts om meer informatie. 

Fokken

Dekking en dracht

Gemiddeld worden teven eens in de zes maanden loops. Sommige rassen kennen zelfs maar één loopsheid per jaar. Tijdens deze loopsheid is de teef maar enkele dagen bereid zich te laten dekken en ook maar enkele dagen vruchtbaar. Voor een fokker is het dus van essentieel belang om dit handjevol vruchtbare dagen van zijn teef te herkennen. Loopsheid is te herkennen aan bloedverlies, een opgezette vulva en aantrekkelijkheid voor reuen. Door middel van progesteronbepaling kan ook het juiste moment van dekken worden vastgesteld. Voor de dekking is het belangrijk dat u de gezondheid van uw teef en de dekreu laat controleren.

Is uw hond gedekt, wilt u ook weten of ze drachtig is. Dit kan vanaf de 28e dag. Het aantal pups kan pas vanaf week vier of vijf worden vastgesteld, al is dit vaak niet accuraat. Vanaf zeven weken zijn de resultaten betrouwbaarder.

Een teef draagt gemiddeld 63 dagen. Dit kan echter variëren tussen 57 en 67 dagen. De eerste weken na de dekking hoeft u niet bij te voeren; dit raden we aan in de laatste drie weken te gaan doen. Gebruik hier bij voorkeur voeding voor pups of drachtige teven voor.

In de eerste weken zal de hond weinig last hebben van de dracht tijdens beweging. In de laatste drie weken kan de teef wel wat sneller moe zijn (afhankelijk ook van de grootte van het nest) en is het raadzaam het tempo en de duur van wandelingen aan te passen. Zwemmen in schoon water is geen probleem tot vlak voor het einde van de dracht, tenzij ze erg zwaar is.

De bevalling

Er gaat niets boven de geboorte van nieuw leven. Ook de bevalling van een teef is een spannende gebeurtenis. Honden bevallen in de regel zonder al te veel problemen. Hulp van eigenaren is dan ook zelden nodig. Het kan nuttig zijn om uw hond dagelijks 2-4 keer rectaal te temperaturen vanaf de 55ste dag. Een temperatuurdaling van meer dan één graad Celsius geeft namelijk aan dat de bevalling binnen 24 uur gaat beginnen (normale temperatuur van een hond is rond 38,5 °C).

Zorg dat er een werpkist klaar staat voor uw hond in een rustige, warme omgeving. Leg handdoeken, betadine, keukenweegschaal, een schaar, een emmer en navelklemmen klaar. Zorg dat u op voorhand wat puppymelk in huis heeft en een spuitje of fles met speen voor het geval de pups niet goed willen drinken. Al deze materialen kunt u bij onze balie van de kliniek ophalen.

De bevalling begint met een lange eerste fase (ontsluitingsfase) waarin de baarmoeder gaat samentrekken, het geboortekanaal ontspant en de ontsluiting plaatsvindt. De eerste weeën ziet u meestal niet aan de buitenkant, u zult wel aan uw hond merken dat ze onrustig wordt, gaat hijgen en soms ook braken. Deze eerste fase duurt 6-12 uur.

De tweede fase is de fase waarin de pups worden geboren (uitdrijvingsfase). Tijdens deze fase zijn de persweeën meestal goed zichtbaar. De pups worden geboren in vruchtvliezen. De teef bijt zelf de vliezen kapot en bijt ook de navelstreng door. Wanneer de persweeën beginnen en u de vruchtvliezen ziet verschijnen moet het pupje binnen 30 minuten worden geboren. De teef mag tijdens deze 30 minuten niet continu persen. Er moeten tussen de weeën duidelijk pauzes zijn. Elke twee uur moet er een pupje worden geboren. Meestal volgen er enkele pups achter elkaar met 30-60 minuten tussentijd. Dan neemt de teef een iets langere pauze en worden de andere pups geboren. Neem contact op met de dierenkliniek wanneer u twijfelt over de voortgang van de bevalling.

De derde fase van de geboorte is het uitdrijven van de placenta (moederkoek). Meestal volgt er een placenta na elke pup, soms worden er eerst twee pups geboren en volgen dan pas de twee placenta’s. De meeste teven zullen de placenta’s opeten. Dit kan geen kwaad. Echter, als er veel pups geboren worden kan uw hond misselijk worden en dan is het verstandig de placenta’s voor haar op te ruimen. Als uw hond onervaren is en de pups niet helpt moet u zelf ingrijpen.

Direct na de geboorte moeten de vruchtvliezen worden verwijderd bij de pups; deze kunt u gewoon openscheuren. Vocht rondom de neus en in de bek moet zoveel mogelijk verwijderd worden. Hiervoor zijn eventueel slijmzuigers verkrijgbaar bij onze kliniek. Vervolgens dient de pup goed drooggewreven te worden. Door het stevig droogwrijven stimuleert u de tevens ademhaling van de pup. Het is een goed teken als de pup begint te piepen tijdens het droogwrijven.

Als uw hond de navelstreng niet doorbijt kunt u het beste vijf tot tien minuten na de geboorte ongeveer twee à drie cm van de buik af een navelklem aanbrengen. Na het aanbrengen van de navelklem kunt u de rest van de navelstreng afknippen. Het eindje dat aan de pup blijft zitten ontsmet u door er wat betadine op te doen. Na een uurtje kunt u de navelklem verwijderen; het bloedvaatje zal dan niet meer bloeden.

Vergeet niet de pup te wegen voor u hem terug legt. U kunt de pups merken met bijvoorbeeld nagellak als het moeilijk is om ze uit elkaar te houden. Als u de pup bij de moeder terug legt zal hij al gauw op zoek gaan naar de tepel. De pups moeten binnen 12 uur bij de moeder drinken. Meestal lukt dit al binnen twee uur. De eerste melk is heel belangrijk omdat deze de meeste antistoffen bevat tegen ziekten. De pups moeten in een warme omgeving liggen. De omgevingstemperatuur in de werpkist moet de eerste dag ongeveer 29 graden zijn. Met warmtelampen en kruiken moet u goed oppassen dat de pups zich niet kunnen branden. De werpkist kunt u het beste zo inrichten dat de pups altijd weg kunnen kruipen als het te heet wordt. Als de pups zijn opgedroogd is kamertemperatuur voldoende als de moeder erbij ligt.

We adviseren binnen 24 uur na de bevalling een nestcontrole door ons te laten uitvoeren waarbij wij tevens de teef zullen onderzoeken.

De teef zal tijdens de bevalling veel vocht, soms helder, soms groen/bruinig, verliezen. Dit is normaal, zelfs tot drie weken na de bevalling. Zolang de uitvloeiing niet gaat stinken en de teef zich goed voelt, hoeft u zich daar geen zorgen over te maken. Controleer dagelijks de melkklieren en tepels van de hond. Harde, pijnlijke rode plekken kunnen het begin zijn van borstontsteking. De pups moet u dagelijks wegen. De eerste dag komen de pups meestal niet aan. Daarna moeten de pups goed gaan groeien en op 10-14 dagen na de geboorte moet het geboortegewicht verdubbeld zijn. U kunt met deze leidraad zelf uitrekenen hoeveel de pups dagelijks moeten aankomen. Uw hond heeft de laatste drie weken van de dracht en gedurende het zogen van de pups extra energie nodig. Het beste kunt u haar daarom vanaf drie weken voor de bevalling voeren met speciaal voer met een hoge energiewaarde die goed opneembaar is voor kleine pups.

Wij wensen u veel plezier met uw puppy’s!

Wij raden u aan contact op te nemen met de kliniek, als...

  • De bevalling is begonnen maar u ziet geen vooruitgang binnen de tijdslimieten zojuist vermeld
  • De temperatuur van uw hond is gedaald maar na 24 uur is de hond nog niet aan het bevallen
  • Uw hond ziek, neerslachtig, koortsig of uitgeput lijkt
  • De puppy’s niet willen drinken of niet goed ademen
  • U er niet zeker van bent dat de hond klaar is met bevallen
  • U ongerust bent en nog vragen heeft

 

De oudere hond

Onze honden bereiken een hogere leeftijd dan vroeger. Door een betere verzorging, goede voeding, goede diergeneeskunde en een gericht fokbeleid worden onze honden gezonder en leven langer.

Ouderdom zelf is geen ziekte, maar gaat vaak wel gepaard met allerlei kwaaltjes en ziekten. Vaak zijn deze aandoeningen niet of pas in een laat stadium zichtbaar aan de buitenkant. Het is echter erg belangrijk deze ziekten vroegtijdig te ontdekken zodat de hond op tijd behandeld kan worden en niet onnodig lijdt. 

Wanneer is een hond een senior?
Ouderdom is zeer individueel bepaald en ook erg afhankelijk van ras en grootte. Daarnaast speelt uiteraard een gezonde levensstijl een grote rol. In het algemeen kunnen we stellen dat kleinere rassen ouder worden dan grotere, zwaardere rassen. Bij reuzenrassen spreken we al op een leeftijd van zes jaar van een senior. Bij grote tot middelgrote rassen gaan we uit van zes tot acht jaar. Kleine en middenslag honden bereiken hun seniorenleeftijd tussen de acht en tien jaar.

Ouderdomsverschijnselen en ziekten
Als honden ouder worden verandert er veel in het lichaam. De stofwisseling wordt wat trager, de orgaanfuncties worden wat minder en de weerstand neemt ook langzaam af. Daarnaast slijten ook wat lichaamsdelen, zoals de gewrichten (artrose). Tenslotte zijn er ook nog specifieke ziekten die we alleen bij oudere honden zien, zoals staar en dementie.

Wat kun je doen aan ouderdomsverschijnselen en ziekten?
Ouderdom kan niet worden tegengehouden. We kunnen wel zorgen dat uw hond zo gezond mogelijk blijft en de ouderdomskwalen zo goed mogelijk en tijdig behandelen. Zo kunnen we adviezen geven over een aangepaste voeding waardoor ze mooi op gewicht blijven, de vacht goed blijft, de nieren niet te veel belast worden en de weerstand tegen ziekten optimaal is. We kunnen voedingssupplementen, een dieet of medicijnen tegen gewrichtsslijtage en gewrichtspijn geven. Belangrijk blijft dat we dergelijke aandoeningen op tijd diagnosticeren en behandelen. Zo leeft uw hond langer en vooral gelukkiger. We gunnen uw hond vooral een mooie ‘oude dag’.

Het seniorenprogramma
Als we zien dat een hond in de seniorenleeftijd komt, adviseren we om gebruik te maken van ons seniorenprogramma. Hierbij is het advies uw senior eenmaal per jaar te laten onderzoeken. Daarbij wordt aan de hand van een uitgebreide vragenlijst en een lichamelijk onderzoek door een dierenarts de hond zorgvuldig gescreend op lichamelijke gezondheid en ziekten. We voeren daarbij ook altijd een uitgebreid bloed- en urineonderzoek uit. Als uit dit onderzoek blijkt dat de patiënt iets mankeert kan het nodig zijn een aanvullend onderzoek te doen zoals echografie, röntgenonderzoek, hartfilmpjes etc. We kunnen we dan tevens bloedonderzoek doen, waarbij we controleren hoe hoog de antistoffen in het bloed zijn en of er een vaccinatie nodig is. De uitslag van deze screening geeft een goed beeld van de gezondheid van uw hond. Indien nodig kunnen we adviezen geven over de levenswijze, voeding en eventueel een gerichte behandeling instellen. Verdere informatie kunt u vragen aan uw dierenarts of bij een van onze assistenten.

Terug naar Info

Contactinformatie praktijk

Dierenkliniek De Langstraat

Terug
  • Ma
    08.00 – 19.00 uur
  • Di
    08.00 – 19.00 uur
  • Wo
    08.00 – 19.00 uur
  • Do
    08.00 – 19.00 uur
  • Vrij
    08.00 – 19.00 uur
  • Za
    09.00 – 17.00 uur
  • Zo
    12.00 – 17.00 uur

Contactinformatie bij spoedgevallen

Bel a.u.b.:

0416 - 33 40 00
Terug

Vind ons hier:

Elzenweg 27A 5144 MB Waalwijk Telefonisch zijn we bereikbaar tussen 8.00 - 18.30 uur.
ontvang een routebeschrijving via Google Maps
Terug

Bel dit nummer bij spoedgevallen:

0416 - 33 40 00

Pets Health Kaatsheuvel

Terug
  • Ma
    15:00 - 18:00 uur
  • Di
    15:00 - 18:00 uur
  • Wo
    15:00 - 18:00 uur
  • Do
    15:00 - 18:00 uur
  • Vrij
    15:00 - 18:00 uur
  • Za
    09:00 - 12:00 uur
  • Zo
    Gesloten

Contactinformatie bij spoedgevallen

Bel a.u.b.:

0416 - 33 40 00
Terug

Vind ons hier:

Verzetstraat 11 5171 PT Kaatsheuvel
ontvang een routebeschrijving via Google Maps
Terug

Bel dit nummer bij spoedgevallen:

0416 - 33 40 00